– voordat het apparaat wordt gecontroleerd of gereinigd
of wanneer er werkzaamheden aan worden uitgevoerd;
– wanneer u een voorwerp tegenkomt. Het apparaat mag
pas weer worden gebruikt, wanneer absoluut zeker
werd vastgesteld, dat het hele apparaat zich in een veili-
ge gebruikstoestand bevindt;
– wanneer het apparaat ongewoon sterk begint te trillen.
In dat geval moet het onmiddellijk worden gecontro-
leerd. Overmatig trillen kan verwondingen veroorzaken.
– voordat u het apparaat aan iemand anders geeft.
Gebruik het apparaat alleen van 0 °C tot 40 °C.
Accuveiligheid
Brandgevaar!
De op te laden accu moet zich tijdens het opladen op een
niet-brandbare, hittebestendige en niet- geleidende onder-
grond bevinden.
Houd bijtende, brandbare en licht ontvlambare voorwer-
pen uit de buurt van de acculader en de accu.
Dek de acculader en de accu niet af tijdens het opladen.
Bij rookontwikkeling of brand moet de stekker van de
acculader direct uit het stopcontact worden getrokken.
Als oplaadapparaat mag alleen het originele GARDENA
oplaadapparaat gebruikt worden. Bij gebruik van andere
oplaadapparaten kunnen de accu's vernield worden en
kan er brand ontstaan.
Explosiegevaar!
v Bescherm de accu tegen hitte en vuur. Leg de accu
niet op radiatoren en stel deze niet gedurende langere
tijd bloot aan direct zonlicht.
Gebruik de acculader niet in de openlucht!
De acculader nooit aan water of vocht blootstellen.
2. INSTALLATIE
Ingebruikname [ afb. I1 ]:
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Snijwonden, wanneer het apparaat onopzet-
telijk inschakelt.
v Zorg er vóór ingebruikname van het apparaat
voor, dat de veiligheidsafdekking
mes
2
is geschoven.
Laden van de accu [ afb. I2 ]:
Vóór de eerste bediening dient de accu volledig te worden
opgeladen. Oplaadtijd (zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS).
De lithium-ion-accu kan in elke laadstand worden geladen
en het laden kan op elk gewenst moment worden onder-
broken zonder de accu te schaden (geen memory-effect).
Het apparaat kan tijdens het opladen niet worden gestart.
Accu alleen in een omgevingstemperatuur tussen – 10 °C
tot + 45 °C gebruiken.
Een accu die niet meer goed werkt, moet volgens de
voorschriften worden afgevoerd. Deze mag niet per post
worden verzonden. Wendt u zich voor meer details tot
uw plaatselijke afvalverwerkingsbedrijven.
Het oplaadapparaat moet regelmatig worden gecontro-
leerd op tekenen van beschadiging en veroudering (krak-
kemikkigheid) en mag alleen worden gebruikt wanneer het
zich in onberispelijke staat bevindt.
De meegeleverde acculader mag alleen worden gebruikt
voor het laden van de meegeleverde accu's.
Niet-oplaadbare accu's mogen niet met deze acculader
worden geladen (brandgevaar).
Tijdens het opladen mag het apparaat niet worden
gebruikt.
Haal de stekkers van het oplaadapparaat na het laden uit
het stopcontact en uit de accu.
Accu alleen tussen 10 °C tot 45 °C laden.
Na sterke belasting accu eerst laten afkoelen.
Onderhoud en opbergen
v Schuif de veiligheidsafdekking op het zwaard
na het einde van de werkzaam heden of bij een
onderbreking.
Alle moeren, bouten en schroeven moeten stevig zijn
vastgedraaid, zodat een veilige gebruikstoestand van het
apparaat gewaarborgd is.
Het apparaat mag niet worden opgeborgen bij een tem-
peratuur van meer dan 35 °C of onder blootstelling van
direct zonlicht.
Berg het apparaat niet op plaatsen op met statische
elektriciteit.
v Let op de juiste netspanning.
1. Steek de oplaadkabel
1
over het
accuschaar.
2. Steek de stekker van de acculadervoeding
stopcontact.
Tijdens het opladen knippert de stekkerbus
De accu wordt opgeladen.
Wanneer de stekkerbus
dig opgeladen.
Controleer de voortgang van het opladen regelmatig tij-
dens het opladen.
3. Trek eerst de oplaadkabel
daarna de stekker van acculadervoeding
contact.
Wanneer het vermogen van de accu sterk vermindert, scha-
kelt het apparaat uit en de accu moet worden opgeladen.
Lichamelijk letsel!
Raak de messen niet aan.
LET OP!
Overspanning vernielt de accu's en de
oplader.
3
in de stekkerbus
4
groen brandt, is de accu volle-
3
uit de stekkerbus
4
van de
5
in een
4
groen.
4
en
5
uit het stop-
23